Esther Khan (Kahn) en Lena Goldsteen
 
 

Esther Khan/Kahn/Kan

geboren op 5 april 1884 te Ruinen 

Zij was een dochter van Israël Joseph Khan/Kahn/Kan, (geboren te Ruinen op  21 december 1859) en Mietje Cohen, (geboren te Hoogeveen op 8 juni 1881). Esther was een halfzuster van Mannes Meiboom. Na het overlijden van haar vader is haar moeder Mietje Cohen op 16 april 1890 in Hoogeveen in het huwelijk getreden met David Meiboom. Uit dit huwelijk is de tweeling Mannes en Roosje Meiboom geboren. Derhalve was Esther dus een tante van Elly, Meta Anna en Modavid . 

Esther Khan woonde in een huisje aan de Brink A 381 en heeft daar gedurende enige tijd inwoning gehad van Kitty Cohen. Kaatje Cohen werd in Garrelsweer (gemeente Loppersum) geboren als dochter van de joodse slager. Ze volgde een opleiding aan de kweekschool in Appingedam, waar ze haar roepnaam veranderde van Kaatje tot Kitty. Na voltooiing van haar opleiding tot onderwijzeres kreeg ze een tijdelijke aanstelling in Ruinen, in afwachting van een vaste aanstelling in Pesse. Zij sloot vriendschap met Henny Veenema, onderwijzeres in Ruinen, die tot voor kort nog woonachtig was in Ruinen aan de Meppelerweg. Na o.m. een periode van onderduiking in Noord-Holland werd zij verraden, kwam in kamp Westerbork terecht en werd op 3 maart 1944 op transport gesteld naar Auschwitz, waar zij op 6 maart 1944 werd vermoord. Zij wordt herdacht op een monument in Garrelsweer (Loppersum):

         

 

 

Lena Goldsteen

geboren op  5 april 1861 in Meppel

De oude, dove en zeer slechtziende Lena Goldsteen, oftewel Olde Lene zoals zij in het dorp werd genoemd, woonde aan de Brink A384, voorzag in haar onderhoud door o.a. het herstellen van kousen. Zij was alleenstaand. Alhoewel zij bij de afdeling bevolking van Ruinen, blijkens het schrijven d.d. 20 augustus 1942, stond vermeld als weduwe, is niet kunnen blijken dat zij ooit gehuwd was. Neemt niet weg dat zij wel een zoon kreeg. Blijkens de geboorteakte van 21 september 1887, nummer 78, was de vader NN en de moeder L.Goldsteen. Pas op 18 januari 1905 vond erkenning van Hartog plaats door Lena Goldsteen. Deze zoon Hartog Goldsteen geb. 19 september 1887 te Ruinen, van beroep schilder en drogist woonde  en werkte in Meppel.(Keizersgracht). In ieder geval tot aan het begin van de oorlog bezocht Hartog zeer regelmatig zijn moeder Lena in Ruinen. Hij deed dit per motorfiets met zijspan (kenteken D1693) die hij sinds 17 augustus 1920 in zijn bezit had. Zijn komst was altijd een trekpleister voor de jeugd in Ruinen omdat er in die periode nog niet zo heel veel rondreden.

Toen de overige joodse inwoners werden opgehaald om te worden afgevoerd naar Westerbork, mocht Olde Lene gezien haar leeftijd en beperkingen nog in Ruinen blijven.

Dan komt er op 15 december 1942 bij de gemeente Ruinen een schrijven van de Procureur-Generaal in Leeuwarden, nr.B.no.252-169.1942, waarbij een vragenlijst gevoegd was, welke diende  te worden ingevuld met betrekking tot de nog enig overgebleven joodse inwoonster Lena Goldsteen.

Begeleidend schrijven van de burgemeester van Ruinen

Vragenformulier betreffende Lena Goldsteen

De medische verklaring voor Lena Goldsteen mocht  niet baten.Onverbiddelijk waren de Duitsers. Het maakte niet uit dat zij oud was. Dat zij doof was. Dat haar gezichtsvermogen te wensen overliet. Op 9 maart 1943 kwam zij in kamp Westerbork aan en op 17 maart 1943 werd zij naar Sobibor gebracht, op die dag samen met 963 anderen, waarvan slechts 1 persoon mocht overleven.